Lorrain Schuiling
Wat doet een technicus cardio-implantaten?
“Mijn functie wordt in de volksmond ook wel ‘pacemakertechnicus’ genoemd. Ik assisteer de cardioloog bij het implanteren van pacemakers: ik geef de spullen aan en verricht technische metingen.
Daarnaast komen mensen met een pacemaker of ICD (implanteerbare cardioverter defibrillator, red.) elk halfjaar naar de poli cardiologie voor controles. Ik doe dan allerlei tests: ik onderzoek de werking van het apparaat, de levensduur van de batterij, kijk of er ritmestoornissen zijn geweest, enzovoort.”
Wat vind je mooi aan je werk en aan het WZA?
“Tijdens de controle-afspraken ben ik niet alleen met de apparatuur bezig, er is gelukkig ook voldoende gelegenheid voor gesprekken met patiënten. Wat ik vooral mooi vind, is dat ik direct iets voor hen kan betekenen. Als ik constateer dat er ritmestoornissen zijn of ik zie dat iemand vocht vasthoudt achter de longen, dan geef ik dit door aan de cardioloog. Er kan dan tijdig ingegrepen worden zodat extra problemen voorkómen of verminderd kunnen worden.
Het is fijn om mee te maken hoe mensen opknappen nadat ze een pacemaker hebben gekregen. Soms duurt het even voor ze zich écht beter voelen, maar als ik dan een paar aanpassingen doe aan de instelling van het apparaat en ze komen de volgende keer tevreden binnen, zonder klachten, dan denk ik: dáár doe ik het dus voor!”
“Ik vind dat er een fijne sfeer is in het WZA en in mijn team: iedereen is aardig en behulpzaam, de lijnen zijn kort. Om hier te komen moet ik drie kwartier in de auto zitten, maar dat heb ik er dik voor over.”
Welke gebeurtenis is je bijgebleven?
“Ik kan hier helaas best veel voorbeelden noemen van moeilijke of verdrietige gebeurtenissen, want natuurlijk maken we die ook mee: we hebben immers met hartpatiënten te maken. Toch schiet mij als eerste een aandoenlijke ervaring te binnen. Een oude mevrouw vroeg tijdens de controleafspraak of haar pacemaker er niet eens uitgehaald moest worden nu ze 90 jaar was geworden. Maar ze was nog heel fit en had plezier in het leven, dus vroeg ik waarom we dat zouden doen. Wat bleek? Ze dacht dat ze met die pacemaker nooit zou kunnen overlijden, omdat haar hart steeds door zou blijven kloppen. Ze vond het eerlijker dat we dat apparaat voor een jongere patiënt zouden bewaren! Ik heb haar uitgelegd dat een pacemaker geen levensgarantie biedt: als het hart niet meer in staat is om prikkels te ontvangen, dat functioneert ook een pacemaker niet meer.”