Ablatie is het wegbranden of bevriezen van het stukje hartweefsel dat de hartritmestoornissen veroorzaakt. De cardioloog brengt een speciaal ablatiekatheter naar uw hart. Hiermee wordt een litteken gemaakt op de plek in uw hart die de ritmestoornissen veroorzaakt. Littekenweefsel laat namelijk geen elektrische prikkels door. Soms moet er op meer plekken in het hart een litteken gemaakt worden.
Zit de hartritmestoornis aan de rechterkant van het hart? Dan brengen we de ablatiekatheter in via een van de al geplaatste hulsjes in de ader. Zit de hartritmestoornis aan de linkerkant van het hart? Dan moeten we soms ook een hulsje in de slagader in de lies inbrengen.
Het maken van de littekens tijdens de ablatie gebeurt door het opwarmen van de katheter (radiofrequente ablatie) of door het bevriezen van de katheter. Er ontstaat steeds een litteken van enkele millimeters. Omdat de littekens zo klein zijn en de katheter steeds precies op de goede plaats moet liggen, herhaalt de cardioloog deze handeling net zo lang tot het littekenweefsel een volledige blokkade vormt die de prikkels tegenhoudt.
Het opwarmen of bevriezen van de katheter duurt steeds een halve minuut tot een paar minuten. U voelt een warm of branderig gevoel, dat soms pijnlijk is. Hiervoor krijgt u extra pijnstillende medicatie.
Soorten ablaties
Ablatie van ritmestoornis uit de hartboezem
Ritmestoornissen in de hartboezem kunnen worden veroorzaakt door verschillende afwijkingen. Soms is er bijvoorbeeld een elektrische verbinding tussen de boezems en kamers, die er normaal niet mag zijn. Ook kunnen er elektrische prikkels op een plaats in het hart buiten de sinusknoop ontstaan. Deze kunnen zowel uit de linker als rechterboezem komen, maar ook wel uit de buurt van de AV-knoop. Met speciale apparatuur kan dit zeer nauwkeurig in kaart worden gebracht. Al deze ritmestoornissen kunnen succesvol met ablatie worden behandeld.
Na de ablatie moeten er geen ritmestoornis meer optreden. Om dat te controleren, krijgt u tijdens de ablatie meestal medicijnen die het hart gevoeliger maken voor prikkels. Daarna probeert de cardioloog de hartritmestoornis weer op te wekken. Als dat niet lukt, dan is de ablatie gelukt.
Ablatie boezemfibrilleren (longvenen)
Boezemfibrilleren begint meestal op de plek waar de longaders de linkerboezem ingaan. Op die specifieke plaats kan het hartritme plotseling versnellen door abnormale prikkelvorming waardoor de hartritmestoornis begint. Het doel van de behandeling is isolatie van de longaders, zodat de prikkels uit de longaders de hartboezems niet meer kunnen bereiken. Bij de longaderisolatie worden door middel van ablatie de longaders die uitkomen achter in de linkerboezem omcirkeld door het maken van een litteken. Er wordt als het ware een littekenbarrière gemaakt. Hierdoor kunnen uiteindelijk de prikkels die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de ritmestoornis niet meer naar de linkerboezem.
In het UMCG worden twee verschillende technieken gebruikt om de longaders te isoleren. Het gaat om de vriesmethode (cryoablatie) en de radiofrequente energie methode (RF ablatie). Met beide methoden is veel ervaring en beide methoden zijn effectief en veilig. Bij de meeste patiënten wordt bij een eerste ablatie gekozen voor de cryoablatie.
Ablatie van ritmestoornissen uit de hartkamer
Ritmestoornissen die uit de hartkamer komen kunnen ook worden behandeld met ablatie. De oorzaak van deze ritmestoornissen is vaak een litteken in het hart. Deze ablatie duurt vaak enkele uren, soms wel vier tot vijf uur.
Ablatie van de bundel van His, net onder de AV-knoop
Bij deze vorm van ablatie wordt de elektrische verbinding tussen de boezems en de kamers verbroken door een litteken te maken met de ablatiekatheter. Daardoor leidt het boezemfibrilleren niet meer tot een snelle onregelmatige hartslag. Het gevolg hiervan is echter dat de hartslag te langzaam wordt. U heeft dan een pacemaker nodig die de hartslag met elektrische prikkels op gang houdt. In voorbereiding op deze ablatie wordt de pacemaker een aantal weken van tevoren geïmplanteerd.