We kunnen verschillende onderzoeken doen om meer informatie te krijgen over de ritmestoornis:
Hartfilmpje (ECG)
Om te bepalen welke ritmestoornis het precies is, maken we een hartfilmpje (ECG), eventueel aangevuld met een Holteronderzoek.
Holteronderzoek
Het registreren van uw hartritme gebeurt met een Holter-recorder, die u draagt in een tasje om uw nek. Via draden is de recorder verbonden met plakkers op uw borst. De recorder is zo klein, dat u deze gemakkelijk onder een trui of shirt kunt dragen.
Eventrecorder
Soms is het nodig om het hartritme langer te registreren, bijvoorbeeld als de ritmestoornis kort duurt en niet elke dag optreedt. Dan kunnen we een eventrecorder gebruiken. Dit is een klein apparaat dat u met een koordje om uw hals draagt en waarbij een paar elektroden op uw borst worden vastgeplakt. U draagt de eventrecorder een aantal weken.
Looprecorder
Een andere mogelijkheid is een implanteerbare hartritmemonitor (ook wel looprecorder genoemd). Dat is een apparaatje zo groot als een USB-stick. De cardioloog plaatst de looprecorder onder de huid vlak naast het borstbeen. Dit gebeurt onder plaatselijke verdoving. Zo kunnen we ritmestoornissen langere tijd registreren.
Elektrofysiologisch onderzoek (EFO)
Vaak kunnen we met deze onderzoeken het type ritmestoornis bepalen. Soms leveren deze onderzoeken te weinig duidelijke gegevens op. Dan is er een elektrofysiologisch onderzoek nodig om de oorzaak te vinden. Het elektrofysiologisch onderzoek vindt plaats in het UMCG.