Servet Duran, intensivist
Wat doe je normaal gesproken in het WZA?
‘Ik behandel met een team van zo’n zes verpleegkundigen op de intensive care patiënten, die ernstig ziek of geopereerd zijn. Deze mensen liggen aan de beademing en krijgen medicatie toegediend. Wij stabiliseren patiënten en houden ze vervolgens in de gaten.’
Welke werkzaamheden verricht je nu door het coronavirus?
‘Dezelfde, met het verschil dat de druk op de afdeling door het coronavirus enorm is opgevoerd. Normaal gesproken hebben we vier IC-bedden, dat zijn er nu 12, met acht bedden voor coronapatiënten. En we kijken of we verder kunnen opschalen. Maar dat moet wel op verantwoorde wijze gebeuren. Normaal gesproken heb je één verpleger op twee bedden, nu wordt in Nederland gesproken over één verpleger op drie of vier bedden. Simpelweg omdat we niet meer deskundige IC-verplegers hébben. En of dat verantwoord is…’
‘Kijk, wij zijn ook maar mensen. We wisselen elkaar steeds af, kunnen onze noodzakelijke rust nog nemen maar het gaat continue door. Twee patiënten per verpleger is nog te overzien en kun je kwalitatief goede zorg waarborgen. Maar bij drie of vier patiënten per verpleger… Als dit nog maanden doorgaat, is het de vraag hoe lang dat goed gaat als uitputting een rol gaat spelen.’
‘Gelukkig is er goed overleg tussen de ziekenhuizen in Drenthe, Groningen en Friesland. Regelmatig is er een update: waar zijn bedden beschikbaar? Zodat we, als het moet, patiënten elders kunnen onderbrengen.’
Hoe ervaar je deze hectische tijden?
‘Het is een ongelofelijke achtbaan waar we in terecht zijn gekomen. Een slechte film. En voor ons een aanslag op ons uithoudingsvermogen. Zowel fysiek als mentaal. We staan aan het bed, doen ons uiterste best maar we zijn geen robots. Hier speelt ook emotie een rol, zeker als er patiënten sterven. Gelukkig is er een psycholoog tijdens elke overdracht aanwezig die ons begeleid en steunt.’
‘Gelukkig hebben we ons goed kunnen voorbereiden omdat we zagen wat er in Zuid-Nederland gebeurde en we veel contact hadden met onze collega’s daar. Die vertelden waar we op moesten rekenen in het Noorden. En hoe snél het daar op een gegeven moment ging… Daardoor hebben wij onze opvangcapaciteit tijdig kunnen vergroten.’
‘Het grote probleem is nu dat een IC-bed veel langer wordt bezet door een patiënt dan we dachten. Geen week, maar drie of vier weken. Dat betekent dat de zaalbedden met patiënten vollopen en we moeten kijken naar uitwijkmogelijkheden. Zoals in Assen bij verzorgingstehuis Anholt, ja, maar ook andere geschikte locaties. Dat gebeurt nu, want als de verwachte piek komt, moet je er klaar voor zijn.’
‘Trouwens, als het ergste in de ziekenhuizen voorbij is, zijn we nog lang niet klaar. Veel coronapatiënten gaan een langdurig revalidatietraject in. En zal de druk verschuiven naar de nazorg.’
Maak je je zorgen over besmetting?
‘Hoewel we onvoorwaardelijk klaar staan voor onze patiënten, maak ik me natuurlijk zorgen over besmetting. Daarom dragen we ook beschermende kleding om besmetting tegen te gaan. Aan de andere kant: je kunt het overál oplopen en ook ánderen besmetten. Ik zoek buiten het werk dan ook zo min mogelijk contact met mensen.’
‘Of mensen buiten het ziekenhuis angstig zijn om bij mij in de buurt te komen? Tja, je bent toch aan het werk in de frontlinie, dus ik merk dat wel. Mijn vader, die op leeftijd is, zegt steeds: ‘Het gaat goed met ons, alleen bellen en doe je werk!’
Naast alle narigheid in deze periode: wat voor positiefs komt hier uit?
‘Ik hoop dat de uitstekende samenwerking tussen ziekenhuizen, die we nu zien, na de crisis in stand blijft. Die concurrentie die er eerder was, niets met elkaar willen delen, altijd zeggen ‘wij zijn de beste in dit, wij zijn de beste in dat’… Alles is nu losgelaten, alle ziekenhuizen helpen elkaar waar mogelijk. Ook krijgen we heel veel bedankkaartjes binnen, worden verwend met paaseitjes en espresso… Goed voor de afleiding in alle hectiek. En tenslotte hoop ik dat nu met andere ogen wordt gekeken naar de zorg, maar ook bijvoorbeeld het onderwijs. Als dit voorbij is: niet meer op bezuinigen, maar investeren! Laat dit een les zijn die ons aan het denken zet hoe we de zorg in de toekomst zó kunnen inrichten, dat we rampen zoals deze adequaat kunnen bestrijden.’