Petra Ensing
Wat doe je als diëtist in het WZA?
“Mijn collega’s en ik begeleiden voornamelijk ziekenhuispatiënten die een dieetadvies nodig hebben. Dan moet je niet meteen denken aan mensen met overgewicht die moeten afvallen, nee, wij hebben veel te maken met patiënten die ondervoed zijn of een slechte voedingstoestand hebben. Vaak zijn ze ongewild afgevallen door hun ziekte, wat risico’s geeft op complicaties. Wij proberen te voorkomen dat hun voedingstoestand nog verder verslechtert. Zelfs mensen die niet mager zijn, kunnen ondervoed zijn doordat ze te eenzijdig eten en niet alle voedingsstoffen krijgen die ze nodig hebben. Ondervoeding komt vaak voor bij zieken, daarom worden bij elke opname in het WZA vragen gesteld over ongewenst gewichtsverlies, verminderde eetlust en gebruik van drinkvoeding en/of sondevoeding.”
Wat vind je mooi aan het werk en aan het WZA?
“Ik werk nu al ruim twintig jaar in het WZA. De afwisseling in het werk en het contact met patiënten boeien me nog steeds. Dat contact is wel korter en minder intensief geworden, vroeger was een patiënt immers langer opgenomen. Tegenwoordig verblijven er veel meer acute dan chronische patiënten in een ziekenhuis en dat heeft invloed op onze manier van werken. Ander voorbeeld: vroeger kon sondevoeding alleen in een ziekenhuis gegeven worden, nu kan dat ook thuis.”
“Naast mijn werk op de verpleegafdelingen, ben ik ook kinderdiëtist. Ik heb anderhalve dag in de week een spreekuur voor kinderen die naar mij doorverwezen worden door de kinderartsen van het WZA. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van achterblijvende groei, overgewicht, allergie, coeliakie, diarree, noem maar op.”
“Natuurlijk heb ik in al die jaren wel eens overwogen of ik misschien ergens anders moest gaan werken, maar nee, ik heb zo’n prettige werkplek en kan zo goed opschieten met mijn collega-diëtisten… waarom zou ik?”
Welke gebeurtenis is je bijgebleven?
“Dat is niet één gebeurtenis, dat zijn allerlei verschillende ervaringen. Natuurlijk zie ik veel narigheid, ik heb te maken met ernstig zieke patiënten, dat hoort bij mijn werk. Maar soms krijg ik een mooie tekening van een kind, of zie ik een kind dat zich erg beroerd voelde heel snel opknappen door aangepaste voeding. Als ik hem of haar dan weer vrolijk zie, geeft dat veel voldoening.”