Stuitligging

Ouder en Kind-centrum

In het kort

Als een baby met het hoofdje bovenin de baarmoeder ligt en met de bil­letjes (stuit) naar beneden, spreken we van een stuit­ligging. Waardoor een baby in stuitligging ligt, is vaak niet duidelijk. Soms zal de gynaecoloog proberen om de baby te draaien.

Blijft de baby in een stuit liggen, dan beval je in het ziekenhuis. In sommige gevallen zal je baby via een keizersnee geboren worden.

Wat is het?

Een stuitligging

Vroeg in de zwangerschap komen stuitliggingen veel voor: in de periode tussen de 20 en 25 weken ligt ongeveer een derde van alle baby's met het hoofdje naar boven.

Als de zwangerschap vordert, draaien steeds meer baby's met hun hoofdje naar beneden. 8 weken voor de uitgerekende datum, bij 32 weken, ligt 10-15% van de baby's in stuitligging. Rond de uitgerekende datum is dat nog bij 3% van de baby's het geval.

Tegen het einde van de zwangerschap kan worden geprobeerd om de baby te draaien. Dit heet een versie­poging, zodat de baby met het hoofdje naar beneden komt te liggen.

Soorten stuitligging

Oorzaak

Meestal (in meer dan 85% van de gevallen) is het onduidelijk waardoor een baby op het moment van de bevalling in stuitligging ligt. Wel is bekend dat een stuitligging vaker voor komt bij:

  • Een vroeggeboorte.
  • Een meerlingzwangerschap.
  • Een afwijkende vorm van de baarmoeder of het bekken.
  • Een voorliggende placenta (moederkoek) of een myoom (vleesboom) bij de ingang van het bekken.
  • Aangeboren afwijkingen van de baby.

De behandeling

Echo

Om te bekijken of het verstandig is om de baby te draaien, vindt altijd een echo plaats. Hierbij beoordeelt de verloskundige de ligging en groei van de baby, de hoe­veelheid vruchtwater en de ligging van de placenta. Ook wordt er gekeken naar duidelijk zichtbare grote aangeboren af­wijkingen, die een enkele keer een oorzaak van de stuitlig­ging zijn.

Draaien

De meest geschikte zwangerschapsduur om een baby te draaien is rond de 36-37 weken. Soms, als er niet zoveel vruchtwater is, kan het verstandig zijn dit al eerder te doen. Als er veel vruchtwater is of als de stuitligging pas laat ontdekt wordt, draait men de baby ook nog later in de zwangerschap. Tot aan de bevalling kan dit bijna altijd geprobeerd worden. Als de baby gedraaid moet worden, gebeurt dit door een gynaecoloog, met behulp van een verloskundige of verpleegkundige.

Tijdens het draaien lig je op een bed of onderzoekbank. Voordat de gynaecoloog met het draaien begint, controleert de arts met een CTG de hart­tonen en met een echo de ligging van de baby. Je krijgt een infuus met een weeën-remmend middel om ervoor te zorgen dat de baarmoeder soepel blijft en niet samentrekt.

Het is belangrijk dat je zo ontspannen mogelijk ligt en je buikspieren niet aanspant. Soms is een kussen onder je knieën prettig. Als je een goede hou­ding hebt gevonden, pakt de gynaecoloog met twee handen de baby vast. Eén hand pakt daarbij net boven je schaambeen de billen van de baby en pro­beert deze uit je bekken te duwen. De andere hand pakt aan de bovenkant van jouw buik het hoofdje van de baby en duwt deze naar voren of achteren. Als het ware maakt de baby dan een koprol naar voren of naar achteren. Met de echo wordt dan gecontroleerd of de baby nu met het hoofdje naar beneden in je bekken ligt.

Voordat je naar huis gaat wordt je baby opnieuw gecontro­leerd met een CTG. 

Als het gelukt is om de baby te draaien, dan kijkt men bij een volgende controle altijd of de baby nog steeds met het hoofdje naar beneden ligt. Is het niet gelukt om je baby te draaien, dan krijg je in ieder geval een medische indicatie om in het ziekenhuis te bevallen en sta je tijdens je verdere zwangerschap onder controle van een gynaecoloog of een verloskundige van het ziekenhuis. 

Kans van slagen

De kans op een succesvolle draaiing is bij een eerste kind tussen de 30-40%. Bij een tweede en volgend kind is dit tussen de 60-70%

Of het zal lukken om de baby te draaien, valt niet altijd te voorspellen, de volgende factoren spelen mee:

  • Over het algemeen geldt: hoe vroeger in de zwangerschap en hoe meer vruchtwater, des te gemakkelijker is het om een baby te draaien. Maar als er veel vruchtwater is, is de kans ook groot dat de baby voldoende ruimte heeft om uit zichzelf terug te draaien naar een stuitligging.
  • Als de placenta tegen de voorwand van de baarmoeder ligt, is het vaak moeilijker om de baby vast te pakken dan wanneer deze tegen de achter­wand ligt. Soms ziet men er om die reden vanaf om de baby te draaien.
  • Bij een tweelingzwangerschap is het niet mogelijk om 1 of beide baby's te draaien.
  • Ook bij een ernstig verhoogde bloeddruk of een litteken in de baarmoeder zal de gynaecoloog met jou bespreken of het verantwoord is om de baby te draaien.

 

 

 

 

Risico's

Over het algemeen zorgt het draaien van de baby niet voor problemen. Toch zijn er een aantal risico's die kunnen optreden. 

Harttonen

Bij minder dan 10% van de baby's zijn de harttonen na het draaien tijdelijk wat langzamer. Daar­om worden de harttonen na afloop gecontroleerd met een hartfilmpje(CTG). Bijna altijd worden de harttonen vanzelf weer normaal. Een heel enke­le keer blijven de hart­tonen afwijkend en is het nodig om direct een keizersnede te doen.

Gevoelige buik

Door het draaien kan je buik een paar dagen gevoelig en pijnlijk zijn. Dit is vervelend, maar kan geen kwaad.

Anti-D-injectie

Ben je rhesus D-negatief en is bij het 27 weken-bloedonder­zoek gebleken dat jouw baby rhesus D-positief is, dan krijg je na afloop van een draaipoging een injectie met anti-D.

Vaginale stuitbevalling

Als je gaat bevallen van een baby in stuitligging, overlegt de gynaecoloog met je wat in jouw geval het beste is: een 'gewone' bevalling (via de vagina) of een keizersnede. Over het algemeen vinden gynaecologen in Nederland een vagi­nale stuitbevalling verantwoord, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

Voor een veilig verloop van een vaginale bevalling is het van belang:

  • Dat er bij een vorige bevalling geen ernstige proble­men waren, zoals een moeizame vacuüm- of tangverlossing. Een gemakkelijke vacuüm- of tang­verlossing de vorige keer is geen bezwaar.
  • Dat de baby niet te groot is.
  • Dat het hoofdje van de baby voorovergebogen ligt en niet achter­overgebogen.
  • Dat de baby enigszins is ingedaald in het bekken.
  • Dat de ontsluiting en de indaling normaal verlopen en dat er een goede voortgang is van de uitdrijving.

Ontsluiting

De ontsluitingsfase (waarbij de baarmoedermond opengaat) verloopt bij een baby in stuitligging niet anders dan bij een baby in hoofdligging. Bij een stuitligging liggen de billen naar beneden en deze drukken op de baarmoedermond. Omdat deze kleiner zijn dan het hoofd kunnen deze al door de baarmoedermond zakken en persdrang geven voordat er volledige ontsluiting is. Bij een stuitligging kan persdrang daarom eerder ontstaan dan dat er volledige ontsluiting is en mag u soms pas later persen. Tijdens de bevalling wordt de hartactie van de baby gecontroleerd door een CTG. De hartslag wordt gecontroleerd door een dop op je buik. Mocht dit via de buik niet goed te registreren zijn kan het zijn dat er een elektrode op de bil van de baby geplaatst wordt. De weeën worden geregistreerd door een tweede dop op je buik.

Persen

Ook het persen verloopt bij een stuitbevalling niet anders dan bij een bevalling van een baby in hoofdligging. Bij een stuitbevalling wordt het voeteneinde van het verlosbed meestal weggehaald en, waarbij de benen in beensteunen worden geplaats. De gynaecoloog kan dan tussen je benen staan om te helpen bij de geboorte. Ook kan het zijn dat je gevraagd wordt om op handen en knieën te komen zitten, zodat er meer ruimte in je bekken is voor de geboorte. Hulp van de gynaecoloog is overigens niet altijd nodig

Geboorte 

Als een baby in onvolkomen stuit ligt, met de beentjes om­hoog, worden eerst de billen geboren, daarna de rest van het lichaam en de armpjes en tot slot het hoofdje. De geboorte van een baby in (half) onvolkomen stuitligging of voetligging verloopt hetzelfde, maar dan worden eerst 1 of 2 beentjes geboren.

Soms is het nodig dat een verloskundige of verpleegkundige boven je schaambeen duwt om er voor te zorgen dat het hoofdje soepel geboren wordt.

Complicaties vaginale stuitbevalling

Complicaties bij de baby

Bij baby’s die vaginaal in stuitligging zijn geboren wordt iets vaker gezien dat ze extra ondersteuning nodig hebben voor de ademhaling. Een kindje kan om deze reden ook opgenomen moeten worden op de kinderafdeling. Heel soms zien we dat een kindje na een vaginale stuitbevalling een beschadiging heeft aan een bot of zenuw, gelukkig komt dit maar heel weinig voor (ongeveer 1% van alle baby’s in stuitligging). Dit kan ook een reden zijn voor opname. Moeder en kind blijven in zo’n geval wel altijd samen.

Complicaties bij de moeder

De kans op complicaties bij de moeder is bij een stuitbevalling niet groter dan bij een baby in hoofd ligging.

Het is goed om je te realiseren dat de kans altijd aanwezig is dat de gynaecoloog tijdens een vaginale stuitbevalling besluit om over te gaan op een keizersnede.

Complicaties keizersnede

Complicaties bij de baby

Soms is het ook bij een keizersnede moeilijk om een baby die in stuit­ligging ligt uit de baarmoeder te halen. Dan kunnen er ook beschadigingen aan een bot of zenuw optreden.

Een keizersnede wordt vaak rond 39 weken zwangerschap gepland. Sommige baby’s zijn er dan nog niet klaar voor om geboren te worden. Een baby kan dan ademhalings­problemen krijgen, waardoor een opname op de kinderafdeling nodig is.

Complicaties bij de moeder

Hoewel een keizersnede op zich een veilige operatie is, brengt iedere operatie een kans op complicaties met zich mee. Sommige complicaties zoals bloedarmoede of trom­bose, komen ook na een gewone bevalling voor. Andere complicaties zoals een na­bloeding in de buik, een bloeduit­storting of wondinfectie, een beschadiging van de blaas of darmen die niet goed op gang komen, hangen samen met de keizersnede. Ook een blaasontsteking komt na een keizersnede vaker voor dan na een gewone bevalling.

Volgende zwangerschap

Aan een keizersnede hou je een litteken over in de baar­moeder. Dit kan nadelig zijn bij een volgende zwanger­schap. Vanwege de verhoogde kans op complicaties krijg je dan het advies om bij een volgende zwangerschap in het ziekenhuis te bevallen.

Vragen?

Als je een vraag hebt, kun je die stellen via de BeterDichtbij-app.

Heb je een dringende vraag? Neem dan contact op met een medewerker van het Ouder en Kind-centrum:

  • Maandag t/m vrijdag tussen 8.00 - 16.30 uur kun je bellen naar de polikliniek Verloskunde: (0592) 32 52 70.
  • Voor bevallingen en spoed is de Kraamafdeling dag en nacht bereikbaar: (0592) 32 50 90.

 

verlos21 - oktober 2022