Plasproblemen bij kinderen

Ouder en Kind-centrum

In het kort

Zindelijk worden is een leerproces dat meestal vanzelf gaat. Als een kind 5 jaar is of ouder en nog regelmatig nat is, vaak een blaasontsteking heeft of moeite heeft met plassen, dan kunnen we deze kinderen helpen op de Poep- en plaspoli van het Ouder en Kind-centrum van het WZA.

Als de kinderarts geen medische oorzaak vindt, bestaat de behandeling uit voorlichting samen met een training. Soms is het nodig om medicijnen te geven.

Hoe werkt de blaas?

De blaas lijkt op een ballon, die groter en kleiner kan worden. Dit hangt af van de hoeveelheid urine die erin zit. Wanneer de blaas gevuld is met plas, krijgt een kind het gevoel dat het moet plassen. Dit noemen we aandrang. Normaal gesproken kan je kind dan rustig naar de wc lopen.

Als de blaas nog niet zo vol is, kan de aandrang ook weer verdwijnen. Als de blaas dan nog voller wordt, komt het aandranggevoel weer terug.

Aan het uiteinde van de blaas zitten de sluitspieren die de plasbuis afsluiten. De plasbuis kan zonder moeite afgesloten blijven tot er een geschikte plaats en tijd is om te plassen. Tijdens het plassen, trekt de blaas samen. De sluitspier en de plasbuis ontspannen zich en je kind kan plassen.

Kinderen die overdag nat zijn

Incontinent

Bij incontinentie functioneert de blaas of sluitspier (dit is de spier waarmee je de plas kunt ophouden) niet goed. Kinderen verliezen dan steeds kleine beetjes plas. Incontinentie heeft meestal een gedragsmatige oorzaak, soms een lichamelijke oorzaak. Als jouw kind incontinent is, gaat hij voor de behandeling naar een kinderarts-uroloog.

Dysfunctional voiding

Kinderen kunnen een verkeerde manier van plassen ontwikkelen. Dit noemen we dysfunctional voiding. Je kind houdt dan de sluitspier en bekkenbodemspieren constant gespannen. Niet alleen als ze aandrang hebben maar ook tussendoor.

Door de voortdurende aanspanning kunnen ze tijdens het plassen niet ontspannen. Zij persen de blaas leeg, maar er blijft altijd wat urine achter. Bovendien voelen ze, door het uitstellen van het plassen, steeds later aandrang. De plasstraal gaat in stukjes en beetjes, er blijft altijd wat urine achter.

Omdat het steeds ophouden van plas te veel van de sluitspier vraagt, hebben deze kinderen regelmatig een plasongelukje. Ook is er een grote kans op een urineweginfectie omdat er urine achterblijft in de blaas. Als deze verkeerde manier van plassen lang blijft bestaan, heeft je kind kans op een te grote blaas (hypo actieve blaas) of een verstopping (obstipatie).

Hypo actieve blaas

Kinderen met een hypo actieve blaas hebben een te grote blaasinhoud in vergelijking met wat past bij de leeftijd van het kind. Dit ontstaat doordat kinderen te goed en te lang hun plas ophouden en dus minder vaak naar de wc gaan. Met een grote blaas is het moeilijker om goed leeg te plassen. De blaasspier is lui en minder krachtig.

Een hypo actieve blaas wordt dan ook wel een luie blaas genoemd. Het is niet meer een mooie ballon maar vormt zich tot een soort hangzak waar plas in achterblijft. Het legen van de blaas is een stuk moeilijker. Kinderen moeten vaak mee persen om de plasstraal op gang te brengen. Hierdoor ontwikkelen zij een verkeerde manier van plassen, wat droog blijven en leegplassen nog moeilijker maakt. Ook wordt de kans op een urineweginfectie groter.

Overactieve blaas

Kinderen met een overactieve blaas voelen vaak en plotseling heftige aandrang om te plassen. Ze moeten dan snel naar het toilet rennen. Ze gaan veel naar het toilet en plassen dan kleine beetjes. Soms wel meer dan 15 keer per dag. Ze kunnen na een uur of zelfs korter weer aandrang voelen.

Omdat de aandrang nauwelijks te onderdrukken is, gebruiken de kinderen speciale ophoudmanieren. Bijvoorbeeld wiebelen, hurken of het kruisen van de benen om de plas op te houden. Hierbij spant het kind de bekkenbodemspieren effectief aan om toch droog te blijven.

Klachten van een overactieve blaas kunnen ook ontstaan wanneer kinderen last hebben van een verstopping (obstipatie), te weinig drinken of bij veel spanning (stress ervaren). Voor kinderen met een overactieve blaas is het heel moeilijk om de plas op te houden en droog te blijven. Deze kinderen hebben dus in veel gevallen regelmatig een natte (onder)broek.

Incontinentie door (onbewust) uitstelgedrag

Er zijn kinderen die nat zijn terwijl lichamelijk alles normaal werkt. Ze kunnen goed plassen, voelen aandrang, maar toch plassen ze in hun broek. Deze kinderen reageren niet op signalen van de blaas, gaan weinig uit zichzelf naar het toilet en gunnen zichzelf geen tijd om naar de wc te gaan.

Sommige kinderen zijn zindelijk geweest en krijgen deze klachten pas later. Andere kinderen zijn nog nooit een aantal weken achter elkaar droog geweest. De signalen van de blaas worden onbewust genegeerd. Doordat kinderen snel zijn afgeleid, opgaan in hun spel of moe zijn kan het zijn dat de signalen van de blaas onvoldoende worden opgepakt.

Kinderen die 's nachts nat zijn

We spreken van bedplassen wanneer kinderen van 5 of 6 jaar oud, meer dan 2 keer per week in bed plassen. Bij kinderen van 7 jaar en ouder gaat het om 1 of meerdere keren per maand. Bedplassen komt voor bij 10 procent van de kinderen boven de 6 jaar. Dit zijn dus al gauw 2 tot 3 kinderen per klas!

Oorzaken

Bedplassen heeft zelden een lichamelijke oorzaak.

  • Soms spelen erfelijke factoren een rol; bij kinderen waarvan 1 van de ouders als kind laat droog was.
  • Het kan zijn dat het kind diep slaapt en daardoor het signaal van de volle blaas niet goed oppakt.
  • Sommige kinderen hebben een kleine blaasinhoud of maken veel plas terwijl ze slapen.

Behandeling

Er zijn verschillende trainingen mogelijk om ’s nachts droog te worden. Je kunt thuis met je kind trainen, maar er is ook een droogbedtraining mogelijk in het ziekenhuis op de Poep- en plaspoli van het Ouder en Kind-centrum. Bij een droogbedtraining blijft je kind 5 avonden en nachten in het ziekenhuis. Overdag kan je kind dus gewoon naar huis of naar school.

De kinderarts en kinder-urotherapeut bespreken met jou en je kind welke training het meest geschikt is. Het is belangrijk dat de training bij jouw kind èn bij het gezin past.

Urineweginfectie

Een urineweginfectie is een verzamelnaam voor alle infecties die te maken hebben met de urinewegen (blaas, urineleiders, nierbekken, nieren). Een infectie van de urinewegen ontstaat meestal door een bacterie. Er kan een infectie zijn van de lagere urinewegen (blaasontsteking) of hogere urinewegen (nierbekkenontsteking).

Urineweginfecties komen regelmatig voor bij kinderen. Het is belangrijk om ze goed te behandelen. Van infecties van de hogere urinewegen kun je blijvende nier schade krijgen.

Waar heeft je kind last van? 

Het herkennen van een urineweginfectie kan, zeker bij jonge kinderen, lastig zijn omdat de klachten en signalen nogal verschillen:

  • Baby’s en kleine kinderen: geen eetlust, slecht groeien, huilen, naar voelen en onbegrepen periodes met koorts.
  • Oudere kinderen: vaak kleine beetjes plassen, pijn/branderig gevoel bij het plassen, plas ruikt anders en kan troebel zijn, buikpijn, ongewenst urineverlies (overdag) en weer gaan bedplassen.

Bij een nierbekkenontsteking (pyelonefritis) hebben oudere kinderen: koorts, pijn in de zij en ze voelen zich niet lekker. Bij jongere kinderen zijn de klachten minder duidelijk, er is met name sprake van koorts zonder duidelijke oorzaak.

Onderzoek

Als er een vermoeden is van een urineweginfectie zal er een urine onderzoek worden gedaan.

Behandeling

Bij een bewezen urineweginfectie zal je kind antibiotica voorgeschreven krijgen om de infectie te bestrijden. Als er vaker urineweginfecties zijn, zal de kinderarts verder onderzoeken wat hiervan de oorzaak is. Bij de behandeling hoort ook goed drinken en een goede houding op de wc. Dit zal de kinderarts met je bespreken.

Onderzoek

Om duidelijk te krijgen wat de oorzaak van het plasprobleem bij jouw kind kan zijn, kunnen er verschillende onderzoeken worden gedaan. Bijvoorbeeld:

  • Plas- en drinklijst invullen.
    Om het plas-en drinkgedrag van je kind te onderzoeken vragen wij om gedurende 3 dagen bij te houden hoeveel het kind drinkt en plast.
  • Poepdagboek bijhouden.
    Veel kinderen met plasproblemen hebben ook moeite met poepen. Zij houden de ontlasting op of hebben problemen met het poepen door het aanspannen van de bekkenbodemspieren. Om de blaas goed te kunnen trainen is het dus belangrijk dat het poepen goed gaat. Om inzicht te krijgen in het poeppatroon van jouw kind vul je een poepdagboek in.
  • Plastest – uroflowmetrie.
    Bij een plastest plast je kind op een speciale wc. Ook jongens moeten zittend plassen. Er wordt bekeken met welke snelheid en kracht er geplast wordt.
    Om de plastest goed te doen, moet je kind een behoorlijke plas kunnen doen. Daarom is het belangrijk dat je kind zo'n 2 uur voor het onderzoek extra water, thee of limonade drinkt en tot het onderzoek niet plast. Tijdens het onderzoek wordt de urine via een trechter opgevangen in een grote maatkan. De urinestraal wordt gemeten en weergegeven in een grafiek. Aansluitend wordt met een echo-apparaatje gekeken of de blaas leeg is. Je kind voelt daar niets van. De urotherapeut / kinderarts bespreekt de uitslag met jou en je kind.
  • Echografie van de blaas.
    Met een echo-apparaatje wordt gekeken of de blaas leeg is. Hier voelt je kind niets van.
  • DMSA scan.
    Dit onderzoek wordt gedaan op de afdeling Nucleaire Geneeskunde. Je kind krijgt via een infuus een licht radioactieve stof toegediend. Hiermee kan de werking van de nieren worden beoordeeld, ook zijn eventuele afwijkingen zichtbaar.
  • Urine onderzoek.

Behandeling

Om de plasklachten op te lossen is voorlichting, training en advies nodig. In sommige gevallen wordt de training ondersteund met medicijnen, bijvoorbeeld medicijnen die de blaas rustiger maken. Ook kan gebruik worden gemaakt van vaste plastijden of een plashorloge.

Zorgverleners

De begeleiding zal vooral door een kinderverpleegkundige worden gedaan. De kinderverpleegkundige is ook urotherapeut. Dit betekent dat ze gespecialiseerd is in de urologie. Soms kan je kind worden verwezen naar een kinder(bekken)fysiotherapeut of een kinderuroloog.

Het kan zijn dat de klachten te maken hebben met gedrag. Er wordt dan, in overleg met de kinderverpleegkundige/urotherapeut, de kinderarts, de ouder/verzorger en het kind, besloten even pauze te nemen. Je kind kan ook een verwijzing krijgen naar bijvoorbeeld een kinderpsycholoog.

Eenvoudige tips voor thuis

Voor alle kinderen is het belangrijk dat ze goed plassen, zodat de blaas in 1 keer leeg gaat. Sommige kinderen spannen de sluitspieren aan (duwen de deurtjes dicht) tijdens het plassen, waardoor niet alle plas er uit komt. Daarom is het belangrijk dat je kind goed op het toilet zit.

  • Laat je kind de tijd nemen om naar de wc te gaan en het niet op te houden. 6 á 7 keer plassen op een dag is gebruikelijk.
  • Doe de broek en onderbroek tot de enkels omlaag zodat de benen een beetje uit elkaar kunnen.
  • Laat je kind rustig en rechtop op de wc zitten, met de voeten plat op de grond of op een voetenkrukje.
  • De bovenbenen moeten plat op de toiletbril rusten. Als dit niet lukt wordt een brilverkleiner geadviseerd.
  • Laat je kind de buikspieren niet aanspannen. Je kind kan de buik slap maken door zachtjes te fluiten of te blazen.
  • Om goed uit te plassen vragen we je kind na het plassen nog 10 tellen te blijven zitten.
  • Veeg goed af. Bij meisjes is het belangrijk om van voor naar achter te vegen.

 

 

Vragen?

Als jij of je kind een vraag heeft, kun je contact opnemen de Poep- en plaspoli via de BeterDichtbij-app

Als je een dringende vraag hebt kun je kunt bellen met de Poep- en plaspoli op telefoonnummer (0592) 32 52 30, van maandag tot en met vrijdag tussen 8.30 en 16.30 uur. Of met het Ouder en Kind-centrum (0592) 32 53 52. Dit nummer is 24 uur per dag bereikbaar.

 

kinde64 - december 2022