Wat er tijdens een aanval gebeurt, hangt af van de plek in de hersenen waar de kortsluiting begint.
De aanval begint in een deel van de hersenen
Dit soort aanvallen komt het meest voor.
- De aanval in de hersenen kan zorgen voor een reactie in het bewegen. Mensen gaan bijvoorbeeld steeds dingen oppakken, of kunnen de spieren niet meer aanspannen.
- Ook kunnen mensen last hebben van een tintelend gevoel.
- Of ze ruiken of proeven vreemde dingen.
- Soms maken mensen geluiden of herhalen ze woorden of zinnen.
- Soms zijn mensen aanspreekbaar en goed bij bewustzijn. Vaker zien we dat mensen in de war zijn en niet meer goed kunnen reageren.
De aanval begint in beide hersenhelften
De epilepsieaanval kan ook in beide hersenhelften beginnen. Dit noemen we ook wel de grote aanval.
Mensen raken helemaal buiten bewustzijn. Meestal bewegen de armen en benen duidelijk, soms ook het hoofd en de romp. Zo'n grote aanval gebeurt vaak in een bepaalde volgorde:
- Het lichaam verstijft.
- Het lichaam schokt.
- Het lichaam verslapt.
- Het lichaam herstelt.
Als het lichaam herstelt, komt men langzaam aan weer bij bewustzijn. Meestal zijn de mensen na een aanval erg moe, hebben hoofdpijn en spierpijn. Soms zijn ze er na 5 minuten weer bovenop, maar het kan ook wel een dag duren voordat men zich weer goed voelt.
De verschillende delen van de aanval kunnen los van elkaar gebeuren. Het lichaam verstijft dan bijvoorbeeld, zonder dat het gaat schokken of verslapt. Of het verslapt juist, zonder eerst te verstijven of te schokken.