Het hart heeft een rechter- en een linkerhelft die allebei bestaan uit een boezem en een kamer. Bij een normale hartslag trekken eerst de boezems samen, waarbij het bloed naar de hartkamers wordt gepompt. De hartkamers trekken vervolgens ook samen, zodat het bloed over het hele lichaam verdeeld wordt.
Het samentrekken van de boezems en de kamers wordt geregeld door het elektrische systeem van het hart. Elke hartslag wordt opgewekt door een elektrische prikkel. Dit is een soort stroomstootje dat ontstaat in de sinusknoop, een plek in de rechterboezem.
De elektrische prikkel verspreidt zich over de boezems en zorgt ervoor dat de boezems samentrekken. Vervolgens pauzeert de elektrische prikkel in de AV-knoop, een soort tussenstation tussen de boezems en de kamers.
De AV-knoop houdt de stroom even vast en zorgt er daarna voor dat de elektrische prikkel precies op het goede moment via de Bundel van His en de Purkinjevezels wordt doorgegeven aan de hartkamers. De kamers trekken daardoor samen en pompen het bloed door het lichaam.
Bij een normaal hartritme wordt de hartslag in een regelmatig tempo opgewekt door een elektrische prikkel vanuit de sinusknoop.