Anesthesie (verdoving) bij een volwassene

Geen sieraden, piercings of make-up

Tijdens de operatie mag u geen sieraden dragen of piercings in hebben. Als het niet lukt om uw ring(en) thuis zelf af te krijgen, kunt u de hulp van een juwelier inroepen. Ringen worden in het ziekenhuis doorgezaagd! Ook mag u geen make-up op hebben.

Nagellak, kunstnagels of gelnagels kunt u laten zitten. 

Geen crème of lotion

Doe de dag van de operatie geen crème of lotion op.

Stoppen met roken

Het is verstandig om in ieder geval zes weken vóór de operatie niet te roken. Dat is beter  voor uw herstel en vermindert de kans op complicaties.

Anticonceptie

De werking van een anticonceptiepil kan verstoord kan raken als u vanwege de operatie bepaalde medicijnen krijgt of na de operatie moet braken of diarree hebt. Gebruik daarom extra voorbehoedsmiddelen totdat u begint met een nieuwe strip.

Voordat een operatiedatum wordt vastgesteld, hebt u een afspraak op de poli Anesthesiologie. Voor deze afspraak vult u een digitale vragenlijst in waarbij u video’s te zien krijgt met uitleg over de beschikbare verdovingstechniek(en). U ontvangt de uitnodiging om de vragenlijst in te vullen via de mail. Om de vragenlijst in te vullen logt u in met een sms-code die u binnenkrijgt op uw mobiele telefoon.

Als u de digitale vragenlijst heeft ingevuld, kan de afspraak op de poli Anesthesiologie soms vervallen of kan de afspraak telefonisch worden gedaan. Als we het noodzakelijk vinden dat wij u voor de ingreep lichamelijk onderzoeken, geven we dat altijd aan. U kunt in de vragenlijst ook zelf aangeven of u graag wilt langskomen voor een afspraak. 

Kunt of wilt u de vragenlijst niet digitaal invullen? Neem dan contact op met de poli Anesthesiologie, telefoon (0592) 32 56 80.

Een operatie kan pas doorgaan als de anesthesioloog groen licht heeft gegeven. Het is mogelijk dat de anesthesioloog die bij de operatie is, een ander is dan degene die u op de poli Anesthesiologie ziet of mee heeft gesproken.

Keuze verdoving

Tijdens de operatie is (een deel van) uw lichaam verdoofd, zodat u geen pijn voelt. Er zijn verschillende soorten verdoving. Wat voor u de beste manier is, hangt vooral af van de soort operatie en uw gezondheid. De anesthesioloog bespreekt dit met u.

Medicijngebruik

Als u medicijnen gebruikt, gaat u daar in de aanloop naar de operatie gewoon mee door. Moet u uw medicijngebruik wel aanpassen, dan bespreekt de anesthesioloog dit met u of de arts die u opereert.

Als u diabetes hebt en insuline gebruikt, kunt u begeleiding krijgen van een diabetesverpleegkundige of internist.

Het kan zijn dat u nog een vragenlijst ontvangt waarmee de apothekersassistent uw medicijngebruik controleert. Als het nodig is, neemt de apothekersassistent contact met u op voordat u een afspraak hebt op de poli Anesthesiologie.

Aanvullend onderzoek

Er kan extra onderzoek nodig zijn, zoals een bloedonderzoek, een hartfilmpje of onderzoek door een andere specialist.

Intakeverpleegkundige

Sommige patiënten hebben na het bezoek aan de poli Anesthesiologie (soms ervoor) een gesprek met een intakeverpleegkundige.

Bij algehele anesthesie (narcose) wordt u met een slaapmiddel buiten bewustzijn gebracht. U merkt dus niets van de operatie.

Ademhaling

De narcose heeft invloed op uw adem­haling. Daarom krijgt u van tevoren extra zuurstof via een masker. Tijdens de operatie hebt u een buisje in uw keel dat is verbonden met een beademingsapparaat.

Bijwerkingen van narcose

• Na de operatie kunt u last krijgen van misselijkheid. Dit is vooral zo na gynaecologische operaties, oogope­raties, ooroperaties, borstoperaties en buikoperaties. Ook pijn en de soort pijnstillers die u krijgt, hebben invloed. Als u gevoelig bent voor reisziekte, zult u ook eerder misselijk worden. Met medicijnen is misselijkheid voor een groot deel te verhelpen.
• Het is normaal als u na de operatie een tijdje suf bent. Daar­om mag u na een operatie in dagbehan­deling niet zelf naar huis autorijden of alleen naar huis gaan. U kunt ook tijdelijk verward zijn. Dit gebeurt vooral als u wat ouder bent, of als u antidepressiva gebruikt, kalmeringsmiddelen of extra pijnstillers.
• Door het buisje in uw keel kunt u na de operatie last krijgen van keelpijn en heesheid.
• Er is een zeer klein risico dat het buisje in uw keel uw gebit beschadigt. Dit zal eerder gebeuren als u een kleine mondopening, een stijve nek of slechte, loszittende tanden hebt. 
• Er is een zeer klein risico op overgevoeligheidsreacties (zoals huiduitslag) door de toegediende medicijnen.
• Er is een zeer klein risico op een beknelde zenuw in uw arm of been, door een vreemde houding tijdens de operatie. Dit kan tintelingen en krachtsverlies in een arm of been veroorzaken. Meestal verdwijnen deze klachten vanzelf binnen enkele dagen.

Bij gedeeltelijke (regionale) anesthesie wordt een deel van uw lichaam verdoofd. Als u tijdens de operatie liever wilt slapen, kunt u een roesje krijgen.

Een ruggenprik

Bij een ruggenprik krijgt u een prik tussen 2 rugwervels met een verdovingsmiddel: via een injectie (spinale anesthesie) of via een slangetje (epidurale anesthesie).

Spinale anesthesie krijgt u bij een operatie aan de onderbuik, heupen, knieën of voeten. Afhankelijk van de gebruikte medicijnen houdt de verdoving 1 tot 2 uur of 3 tot 6 uur aan.

Epidurale anesthesie wordt vooral gebruikt bij grote buikoperaties. Zolang de verdoving werkt, hebt u ook geen of minder gevoel in uw onderlichaam en benen.

Een ruggenprik doet minder pijn dan u misschien denkt. Als u er toch tegenop ziet, kunt u van tevoren een roesje krijgen.

Bijwerkingen van een ruggenprik

• Uw bloeddruk kan dalen. Daardoor kunt u misselijk worden.
• Op de dag van de operatie kunt u moeite hebben met plassen.
• Er is een kleine kans dat u hoofdpijn krijgt. Het helpt dan om plat te liggen en veel te drinken (vooral koffie, thee en energiedrankjes). Meestal is de hoofdpijn na 1 week weg. Als u na 48 uur nog erge hoofdpijn hebt en u bent thuis, bel dan met de poli Anesthesiologie.
• Er is een zeer kleine kans dat de verdoving niet lukt of onvoldoende effect heeft. Meestal kan er een aanvullende verdoving gegeven worden. In sommige gevallen moet er toch nog narcose worden gegeven.
• Heel soms krijgt u een infectie of bloeduitstorting in uw rug. U kunt dan erge pijn hebben in uw rug of nek, koorts, moeite met plassen of (weer) minder gevoel in uw onderlichaam en benen. Als u thuis bent, bel dan tijdens kantoortijden met de poli Anesthesiologie. Buiten kantoortijden kunt u bellen met de Spoedeisende Hulp van het WZA. 

Zenuwverdoving

Bij een operatie aan een schouder, hand, knie of voet is een zenuwverdoving vaak een goede manier om ervoor te zorgen dat u geen pijn hebt. De zenuwen in het te opereren lichaamsdeel worden dan verdoofd.

De verdoving werkt door tot na de operatie, zodat u ook de eerste 12 tot 48 uur na de operatie geen pijn hebt. Houd er wel rekening mee dat u het verdoofde lichaamsdeel niet kunt bewegen en dat u weinig tot niets voelt zolang de verdoving nog werkt.

Tijdens het plaatsen van de verdoving kunt u een soms een schokje voelen, het is goed om dit dan aan te geven. Soms werkt de verdoving onvoldoende, dit controleren we voor de operatie. Soms heeft u een aanvullende verdoving nodig.

Voorbereidingsruimte

Om uw hartritme, uw bloeddruk en het zuurstofgehalte van uw bloed tijdens de operatie goed in de gaten te kunnen houden, wordt u aangesloten op bewakingsapparatuur. Hierna wordt een infuus geplaatst om u medicijnen te kunnen geven, zoals pijnstillers of slaapmiddelen.

Als u een verdoving krijgt met een ruggenprik of een zenuwverdoving, krijgt u die soms ook al in de voorbereidingsruimte.

Operatiekamer

In de operatiekamer vindt eerst een ‘check-procedure’ plaats: u krijgt dan een paar vragen te beantwoorden. Daarna krijgt u de narcose of wordt u gedeeltelijk verdoofd (als dit nog niet is gebeurd). Wanneer de verdoving is ingewerkt, begint de operatie.

Na de operatie

Na de operatie gaat u eerst naar de uitslaapkamer (verkoeverkamer).

U gaat terug naar de verpleegafdeling wanneer uw belang­rijkste lichaams­functies weer normaal of stabiel zijn. Als u extra zorg nodig hebt, gaat u naar de Intensive Care (IC).

Soms mag u na de operatie, op dezelfde dag weer naar huis. U kunt niet zelf naar huis rijden of fietsen. Het is belangrijk dat iemand u naar huis kan begeleiden.

Door de narcose of door het roesje kunt u minder goed reageren dan normaal. Als u weer thuis bent, mag u daarom de eerste 24 uur:

• niet autorijden.
• geen alcohol drinken.
• geen belangrijke documenten tekenen of belangrijke beslissingen nemen.
• geen gevaarlijke machines bedienen.

We raden u aan om de eerste 24 uur iemand bij u te hebben die u met dingen kan helpen.

Goede pijnbehandeling na een operatie is belangrijk voor uw herstel. U kunt dan beter ademen, hoes­ten, bewegen, slapen en eten. Daarom komt er een paar keer per dag een (pijn)verpleegkundige bij u om te vragen hoeveel pijn u hebt en zo nodig extra pijnmedicijnen te geven. Ook op andere momenten is het goed om het te zeggen als u pijn hebt!

• Tegen de pijn kunt u injecties krijgen, tabletten of een infuus.
• Bij epidurale anesthesie krijgt u medicijnen via een slangetje in uw rug.
• Hebt u na een zenuwverdoving langer dan 24 uur pijnstilling nodig? Dan wordt voor de zenuwverdoving een slangetje gebruikt waardoor u na de operatie extra pijnmedicijnen kunt krijgen.
• Voor pijnmedicijnen via een infuus of slangetje kunt u een pijnpomp krijgen. Hiermee kunt u zelf de hoeveelheid pijnmedicijnen regelen.

Door pijnmedicijnen kunt u last krijgen van misselijkheid, suf­heid, jeuk of plasproblemen. Ook kunt u last hebben van een slap gevoel in uw benen.

Als u nog vragen hebt, kunt u bellen met de poli Anesthesiologie.

• Medewerkers van de poli Anesthesiologie zijn bereikbaar op werkdagen van 8.30 tot 16.30 uur, telefoon (0592) 32 56 80.
  Bel daarbuiten met dringende vragen naar de Spoedeisende Hulp, (0592) 32 52 78.
• Als uw gezondheid of medicijngebruik verandert na het invullen van de vragenlijst en de operatiedag, neem dan contact op met de poli Anesthesiologie.

anest01- februari 2025